Op donderdagmiddag 7 april 1921 brak er rond 12 uur brand uit bij de kinderen G. van Os op Moordhuizen. De brand ontstond door onbekende oorzaak in een stal waarin de gezusters van Os bezig waren met karnwerk. "Het perceel met inhoud werd in asch gelegd, waarbij één pink en twee biggen in de vlammen omkwamen en twee andere pinken geschroeid werden. De bijbehoorende gebouwen en een hooimijt bleven gespaard." Aldus onderstaand bericht in de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 8 april 1921.
Een bericht over deze brand in De Gelderlander van een dag later vermeldde nog dat de vlammen aangewakkerd door een felle wind hun vernielingswerk in een minumum van tijd volbrachten. Omdat "de wind hoog was" bleven de belendende gebouwen waaronder het woonhuis gelukkig gespaard. "Van de veertien hokkelingen, die nog juist op tijd werden losgesneden, liep er één in het vlammend gebouw terug en vond er den dood."
Alles was matig of daar beneden verzekerd.
|