Deze pastoor heeft zich niet afgevraagd hoe de wereld van morgen zal zijn, om bij voorbaat zijn pastoraal, zijn arbeid en verkondiging daar naar te richten. Hij kende maar één zorg: meer dan ooit trouw te blijven aan hetzelfde Credo, aan hetzelfde Onze Vader, aan dezelfde Tien Geboden en aan zijn mensen waarvoor hij veel meer heeft gedaan dan je redelijkerwijs verwachten kunt.
Hij hield vast aan de bedding van het oude geloof, niet uit koppigheid, maar eenvoudig omdat hij geen andere vaargeulen zag. Zulke mensen zijn kostbaar. Ik* denk wel eens dat zijn vroomheid hem te veel uit de wind hield van de actuele strijdvragen van die tijd.
Zijn ontwapende hartelijkheid schitterde zo duidelijk, dat niemand het ooit de moeite waard vond om hem als een bijzonderheid te noteren. Trouwens het was hem totaal onverschillig of anderen zijn eigenschappen erkenden. Over dit soort dingen dacht hij nooit na. Hij wilde vóór alles blijven wie hij was; een eenvoudige zoon van het Brabantse land, dat hem zo dierbaar was.
De betrokkenheid met de Alphense gezinnen hield niet op bij de drempel van zijn pastorie. Hij kende iedereen met naam en toenaam. Hij was in alles en iedereen geïnteresseerd en las ontzettend veel. De weetgierigheid begeleidde hem op al zijn wegen. Hij kon uren aan het bed zitten van een ernstig zieke. Lid was hij van ieder huisgezin zonder tot een enkel te behoren. Eigenlijk had hij meer een gebrek; hij was te bescheiden en vroeg niet voor zichzelf. Hij leefde ontzettend sober. Zo is hij ook gestorven.
In de late namiddag van 21 februari 1947, toen hij één van zijn verst wonende parochianen wilde gaan voorbereiden op de grote reis naar de eeuwigheid. Hij is nooit bij de stervende parochiaan aangekomen. Hij had inmiddels geboekt bij zijn eigen reisbureau waarvoor hij dag en nacht in touw was en waarvan hij bijna alle geschriften kende die sinds tweeduizend jaar verschenen zijn.
* (Cornelis v.d. Wert)
|