In het tweede nummer van het kontaktblad van Tweestromenland (mei 1965) staat op pagina 5 t/m 12 een artikel van Huub van Heiningen over De dokter en de pastoor.
"Ten tijde van de republiek en ook nog in de zogenaamde Bataafse tijd was het Ambtsbestuur van Maas en Waal ook belast met wat we nu de gezondheidszorg zouden noemen. Veel omvatte deze taak niet. De zieken van deze streek zullen wel eens hun toevlucht gezocht hebben bij de doctoren in Nijmegen en elders, doch waarschijnlijk meer nog vertrouwd hebben op de kennis en behendigheid van rondreizende en ook wel gevestigde kwakzalvers. Toezicht daarop was er nauwelijks".
Maar in 1779 veranderde dat. Toen werd er door het Ambtsbestuur een chirurgijn voor heel Maas en Waal aangesteld. Hij was verplicht armen gratis te helpen. De man was van huis uit Rooms, maar voor zijn functie was het nodig dat hij hervormd was en rond 1780 ging hij over naar de protestantse kerk. De katholieke boeren boycotten hem daarna, zodat hij Ambtsbestuur moet vragen hem en zijn gezin te onderhouden. Nadat de Fransen in ons land kwamen werd hij weer katholiek.
Ondertussen had zich ook nog een andere dokter in Druten gevestigd.
Na 1795 is er geen geld meer om de zogenaamde armendokter te betalen.
Op 19 juli 1800 schrijft dokter H. v.d. Heuvel een brief waarin hij zich beklaagt over de Appelternse pastoor Huygens (Pastor Joes Huygens, capucijn, is in Appeltern pastoor van 1799 tot 1802).
"zeederd lange zig heeft beezig gehouden, met op de meeste dorpen de geneeskunde te exerceeren aan veele personen, bij verdere persuasie medicijnen geevende tot herstel hunner gebreeken dat hij zelvs chirurgicalie bij de hand neemt." Personen zouden daardoor ongeneesbaar geworden zijn. Soms zijn er op een dag zeventig patiënten geweest, waarvan er geen een genezen is. Door zijn praktijk als wonderdoener heeft de dokter geen bestaan meer.
De pastoor geeft toe dat hij "dagelijks door ongelukkige, ellendige en kweelende persoonen is overvallen". Hij bestrijdt dat er mensen door zijn handelen ongeneesbaar zijn geworden en vraagt de namen te noemen van de zeventig personen die niet genezen zijn. Hij geeft zich niet uit voor medicinae doctor en handelt enkel uit menslievendheid.
Als bijlage stuurt hij zeven brieven mee, o.a. uit Horssen en Altforst. In deze brieven wordt genoemd dat deze mensen eerst hebben bezocht de doktoren: den Bul te Nijmegen, Michiel Meegens aan de Schaykse Hoek, De Heij te Megen, Wed van de Leygraav te Uden, doctor Verhaagen te Meegen.
Het ambtsbestuur besluit dat niet bewezen is dat medicijnen of andere chirurgie medicamenten aan zieken zijn gegeven en disponeert de zaak.
|