De fotograaf moet met zijn kiekkast gestaan hebben op de stoep van het huis van Adriaan Steenbruggen-van Toor, thans bewoond door de familie Rambach-Steenbruggen, daar kan geen twijfel over bestaan.
Links op de voorgrond de bakkerij van Cobus van Rossum (nu de warme bakker Gerrit van Rossum). Rechts ziet men de oude smederij van Hannes Holl, het schoolhuis (thans postkantoor), de oude school, de kosterij van de N.H. Kerk., het huis van Toon Hordijk en de hooiberg van Albert de Leeuw.
Het straatje is bevolkt met echte Alphense mensen en een hond. Het personeel van de school kijkt vanaf de kleine speelplaats loerend naar de fotograaf. Waarschijnlijk een vroege voorjaarsdag rond 1900.
We mogen aannemen dat al die mensen van de ansichtkaart voor altijd zijn weggezonken in het grote zwijgen. De vergankelijkheid van alles waar we mee bezig zijn, krijgt opeens gestalte. De tijd tikt weg. Mensen sterven en laten hier en daar sporen na.
Bij vele mensen is er een ondertoon van heimwee naar het verloren land. En dat is hoogst merkwaardig in een tijd die overvloeit van melk en honing. Achter die hang naar het oude, die zich manifesteert in een fanatieke jacht op oude ansichten, fotoboeken, potkachels, petroleumlampen, steenvormen, koekplanken, lampetkannen en wat er nog meer van die oude rommel te bedenken valt, steekt meer dan een vleugje nostalgie en jeugdsentiment.
Jaren zijn vervlogen, wereldoorlogen over ons gekomen! Toen de bevrijding in 1945 kwam, was het gedaan met de rust. Toen de druk van de Duitse geweren wegviel, bleef er weinig over van de eenheid. Het ging niet meer op de oude manier. Niemand lag er wakker van. Het was gedaan met de rust en de beslotenheid van de gemeenschap. De bevrijding luidde een nieuw tijdperk in. We konden alles. We wilden alles. En zo langzamerhand mochten we alles. Overal diende zich het nieuwe aan. Het werd zonder kritiek aanvaard. Hier en daar mocht er een vinger bezwerend omhoog gaan steken, het maakte weinig uit, het feest ging altijd door.
Het blijft merkwaardig dat zoveel wat uit het verleden tot ons kwam, met enig medelijden werd beoordeeld en meestal als onbruikbaar werd afgewezen. Wat hebben we niet over boord gegooid? En toch die oude beproefde zekerheden waar wij vaak om moeten lachen, waren soms minder moeilijk te geloven dan de nieuwe die ons in dodelijke ernst werden voorgehouden.
En nu na zo'n dertig jaar is er plotseling een kink in de kabel gekomen. De vaart is er uit. De machine hapert. Actief en energiek onderzoeken we het mechanisme. Alles blijkt te kloppen.
Maar hebben we de mens niet vergeten? Waar is de mens, vraagt iedereen zich af. De mens is een eiland geworden, hij zit voor de televisie met de wereld in zijn kamer. Waar is opa? Die zit goed verzorgd in een bejaardenhuis te wachten op de laatste dag. Waar zijn onze kinderen? Die wonen op kamers. Er blijkt niemand meer thuis te zijn. En dat is een beetje verdrietig voor een generatie die zo voortvarend en met zoveel succes geknokt heeft voor een goed resultaat.
De balans van onze generatie is minder goed uitgevallen dan we gehoopt hadden. Daarom grijpen we terug naar de oude ansichtkaart van de Schoolstraat, waarop die kleine mensen vol verbazing staan te kijken naar de fotograaf. De foto is de balans van een generatie. Welke balans zullen onze kinderen straks opmaken, als zij de ansichtkaart van onze tijd bekijken?
|