Het toegangshek van het oude kerkhof achter de St. Lambertuskerk, stond open. Een paar vrouwen liepen voor me uit met een oude emmer en hark. Even later zag ik ze bezig bij het graf van hun ouders.
De natuur heeft zich met liefde ontfermt over de graven en ze toegedekt met mos en groen.
Langzaam liep ik verder langs de graven. Het Alphen van vroeger begon weer te leven toen ik al die namen zag: Martien van Os, barbier en kleermaker. Bebke Derks, met zijn grote fantasie en voor die tijd indrukwekkende verhalen. Albert Derks, aannemer en verteller uit de kunst. Hannes van Bartjes, Wim Savelkouls, Albertje Lagarde en Koos Engelbart. Hoeveel de Leeuw’s, Mollenbergen en Steenbruggens liggen hier niet begraven? Je kunt de plattegrond van het stratenplan zo over het kerkhof leggen en dan heb je het Alphen rond de eeuwwisseling weer ingevuld zoals het toen was.
Al deze mensen hebben een stempel gedrukt op een stuk geschiedenis waaraan velen van ons met dankbaarheid terugdenken. Hoewel het leven van al die Alphense mensen, die staan opgetekend in het dodenregister van de parochie, anders is verlopen dan het onze, is het mij niet vreemd.
Zij hebben in hetzelfde gareel gelopen als wij. Toen zij uitgedragen werden, stonden hun dierbaren aan het open graf om afscheid te nemen. En aan die realiteit kunnen we ons in 1979 niet onttrekken. De dood hoort bij het leven zoals een voorjaarsdag en de elfde van de elfde. Wij kunnen hem niet weg fantaseren, ook al worden de gordijnen in een sterfhuis niet meer gesloten.
Ook in ons kleine Alphen is de dood afgevoerd naar de rouwkamers van de ziekenhuizen of andere instellingen; een soort niemandsland waar geen plaats is voor verdriet.
Maar wat is een dorp zonder doden? Wat is een straat waar niemand vertrekt? Wat is het leven zonder Requiem? Hieraan moest ik denken toen ik al die namen zag staan op de oude en nieuwe zerken. Namen van mensen die de Alphense gemeenschap van mijn jeugd vreugde en kleur hebben gegeven. Een gemeenschap waar je veilig was en die je het gevoel gaf van beschutting en geborgenheid.
Voor op het kerkhof liggen de massieve grafkelders. Het is er vochtig, somber en toch niet troosteloos. De vergankelijkheid heeft zich hier in een passend kleed gestoken. Het verkeer van de Kerkstraat davert langs de oude kerkhofmuur. Hier ligt een kleine Alphense kudde uit te rusten van zijn klein menselijk bejag naar welvaart en succes.
Als alle registers van het orgel in de kerk open staan, kunnen de ontslapen gelovigen van St. Lambertus het ‘Te Deum’ horen. Ons oude bedehuis staat als een wachter aan de rand van de gewijde dodenakker.
|
Achteraan tegen de heg, staat het meters hoge, witte kruis, dat misschien eeuwen geleden werd opgericht als teken van hoop voor allen die hier begraven werden.
Ik loop de rijen langs. Elke naam is een verhaal waarvan je vaak maar één hoofdstuk kent, maar soms het hele boek. Allen zijn zij uitgedragen, op de schouders van sterke kerels die hun werk onderbraken toen de doodsklok geluid werd.
En zo zullen op de oordeelsdag de bazuinen uit de galmgaten van de oude toren steken en de burgers van Alphen oproepen voor de laatste reveille. Omdat Gods barmhartigheid groter is dan die van de schriftgeleerden en farizeeërs, vermoed ik dat de meesten er zullen zijn. Dan vrienden gaat het voorwaarts. Voorop St. Lambertus. ‘Goed volk’ zal Petrus zeggen. Pastoor Peters hoeft zijn troep niet eens te presenteren. Hij kan zo naar binnen.
|
|