Home
Alphen
Agenda
Fotoalbums
Links
Nieuwsarchief

Wat is WHAM
Onze collectie
Nieuwsbrieven
WHAM winkel
Wordt donateur
Contact WHAM

Ansichtkaarten
Archeologie
Bedrijvigheid
Bestuur
Bidprentjes
Brand
Criminaliteit
Gebouwen
Genealogie
Gezondheid
Luchtfoto's
Maas
Mooi Alphen
Muziek
Natuur
Onderwijs
Ontmoetingen
Oorlog
Ouwe kranten
Prinsengalerij
Publicaties
Religie
Signalement
Straatnamen
Verenigingen
Video's
Watersnood
Zoekplaatjes

Nieuw op de site
Zoeken op de site
Contact site

 
Signalement

(overgenomen uit de UNION van oktober 1979)


Begrafenis 1e klas

In één van de vorige verhaaltjes hebben we gezien hoe pastoor Peters zijn dierbaren ging voorbereiden op de grote reis naar de eeuwigheid. Ook de taak van Bertha v.d. Bosch, hebben we uitvoerig belicht.
We gaan nu eens kijken naar een aantal gebruiken in de kerk van de veertiger tot de vijftiger jaren.

bij de komst van de nieuwe pastoor in 1947, Pastoor W.J. van Schaijk, werd er ook weldra een koster aangesteld. Bertha werd ouder en raakte langzamerhand op de achtergrond. Door de koster werden verschillende taken van haar overgenomen. Het bekend maken van de dood, het voorbidden van het rozenkransgebed en het regelen van de laatste plechtigheden aan het sterfhuis.

In die tijd werd de dood niet verstopt of weg gepraat, maar werd er nog hartstochtelijk gerouwd.
Bestonden er op allerlei gebieden grote taboes, het mysterie van de dood werd met onbevangen, zij het betraande blik, tegemoet getreden.

Bij het eerste gelui van de doodsklok repte de koster zich de straat op. Zo was hij met schoffel en hark in de tuin van de pastoor of op het kerkhof bezig en zo zag je hem als koerier van de dood langs de huizen gaan.
We waren vertrouwd met de laatste zekerheid en wisten precies wie er werd uitgedragen.
Wie zou het beeld kunnen vergeten van de dijk en de Kerkstraat, waar het schaarse verkeer tot stilstand kwam uit respect voor de rouwstoet die voorbij trok. Het was in die tijd nog het gebruik dat iedere begrafenisstoet via de dijk naar de kerk ging. Aan de Kerkstraat werd de stoet ontvangen door de priester en de misdienaars met het kruis.
De dragers hadden de lijkbaar meestal hoog op hun schouders. Soms lag er een bloemetje op maar meestal niet. In de kerk van onze jeugd kreeg het verdriet volop de kans. De bijna dagelijkse kerkgang confronteerde ons met alle kerkelijke en parochiële feesten. Ook met begrafenissen. Het 'Requiem Aeternam' was ons even vertrouwd als het 'Wilhelmus'.

Volgens mij stierven 's winters de meeste mensen. Om de haverklap stonden de kaarsenrekken, waartussen de lijkbaar kwam te staan, voor in de kerk.
Aan het gelui van de klokken, het omfloersen van het altaar en met welk kleed de lijkbaar bedekt was, kon men al zien welke klas begrafenis de familie van de overledene had uitgezocht om door het uur van de pijn heen te komen. Ook het tijdstip van de begrafenis en het aantal brandende kaarsen maakten hier onderdeel van uit.
De ouderen onder ons zullen zich zeker de uitspraak nog herinneren: 'Het was uitvaart met het volle gelucht'.
Als er geen zwart ophing en alleen een rouwrand rond het altaar was het eenvoudigst: met minder kon je niet toe. Dit was een derde klas begrafenis en koste weinig.
Voor een paar tientjes meer, kroop de koster op een ladder en moffelde ook de rest van het altaar weg achter lange zwarte kleden. Dit was een nette uitvaart tweede klas.
Allemachtig wat dreunden de klokken boven Alphen als er een eerste klas dode werd uitgedragen. Ik verbeeldde me tenminste dat elke slag van het brons, daar boven in de lucht, plechtiger klonk. Sjonge en dan het priesterkoor; de rouw droop van de muren, sacristiedeur, tapijtlopers, de 'drie Heren', misdienaars en koster. Alles en iedereen ging gebukt onder de loodzware last van het diepste zwart.

Zelden heeft een volk zich zo uitgesloofd om het verdriet een naam te geven als in die tijd. En wie mocht denken dat men moeite had met al die rangen en standen, vergist zich: we vonden het erg normaal en het kon ons weinig schelen met welk kleed de lijkbaar was omhangen of hoe zwart het altaar was.
De ouderen onder ons ging zelfs zover, dat ze dit beschouwden als een geschenk van de Hemel.
Hun gezegde was dan ook altijd: 'Laten we blij zijn dat er ook nog rijke lui zijn, want de schoorsteen van de pastorie moet ook roken'.

WHAM logo

 


website by AageM